Vanuit de stilstaande streekbus
zie ik mijn oude liefde voorbij
flitsen op haar verroeste racefiets
vol in de wind die haar haren
naar achteren veegt langs dat
godinnenhoofd
haar bruine dijen verleiden
me nog steeds als ze steels
kijkend naar de chauffeur snel
voor de bus langs schiet met
haar breedste glimlach als
glijmiddel
ik herken haar gestaalde tactiek
waarmee ze mij in elke sprint
volleerd net op de meet klopte
haar gespleten tong uitstekend met
de appel waarin ik steeds weer beet
keer op keer
langzaam verdwijnt ze zo in de bocht
mij suf zwetend achterlatend met
een bus vol vreemden in mijn hoofd
én
de doldwaze gedachte aan haar zadel
waarop een glanzende afdruk van haar
haast almachtige bilpartij
Kees van Meel